![](https://i2.wp.com/static.standaard.be/Assets/Images_Upload/2024/05/08/d559bc9b-d23b-4b88-9157-1a833d8d2e43.jpg?maxheight=416&maxwidth=568&w=1200&resize=1200,0&ssl=1)
Landinwaarts
Tot aan de verkiezingen op 9 juni trekken reporters van De Standaard door het land om met mensen te praten over politieke pijnpunten. Elke zaterdag brengen ze verslag uit over een plek waar het vertrouwen wankelt of kantelt. Deze week: Vresse-sur-Semois
Vresse-sur-Semois is groen, het is bos en het is ver weg. Het schuurt tegen de Franse grens en ligt op makkelijk twee uur rijden van het centrum van de macht in Brussel. Ook een trip naar Namen vraagt meer dan een uur. De twaalf deelgemeenten waaruit het bestaat, hebben namen die een belofte inhouden of vragen oproepen. Laforêt en Pussemange heten ze, maar ook Nafraiture, Membre, Bagimont en Orchimont. Ze strekken zich uit over een oppervlakte van 101 vierkante kilometer. De kleine dorpskernen zijn slechts stipjes in een zee van groen. Want dit is de meest bosrijke gemeente van het land, liefst 72,8 procent van het grondgebied behoort hier toe aan bast en blad. Langs de groene oevers in de vallei kronkelt de Semois breed en glinsterend voorbij de vele campings, terrasjes en plekken waar je kajaks kunt huren. Elk jaar komen massa’s toeristen naar de vele gîtes en hotelletjes in deze streek. Maar in de weken die aan die zomerse – en veelal Vlaamse – intocht voorafgaan, in het vochtige en bij momenten nog erg frisse tussenseizoen, houden veel horecazaken op weekdagen de deuren nog gesloten. De grote wereld lijkt hier ver weg.
“Het dichtstbijzijnde rode licht is 40 kilometer rijden in díé richting, tot in Beauraing. Of in die richting, tot Libramont”, zegt Bernard Blampain met een glimlach. We zitten aan de grote houten tafel in zijn épicerie gourmande in Orchimont, op een van de heuvels rond Vresse. Het uitzicht op de bossen en naburige plateaus is indrukwekkend. In het uur dat we praten en koffiedrinken, trekken aan het raam alle seizoenen voorbij. Het sneeuwt, het regent en wanneer we naar buiten gaan voor een paar foto’s, laat de zon het natte asfalt al meteen dampen. Hij is een natuurmens, net als zijn vrouw. Hij vertelt met enthousiasme over de herten die het velours van hun nieuwe gewei schrapen, over de everzwijnen en zelfs de wolven die in de streek passeren. Maar ook hoe de jagers uit de streek alle ecologisten als “halve terroristen” zien.
Samen met zijn vrouw heeft hij het drukkere leven in Waterloo achtergelaten om terug te keren naar zijn geboortestreek. Met steun van de Waalse overheid kon hij hier zijn Comptoir de Bernard openen. Lokale producten zijn er te koop en kunnen ook meteen genuttigd worden. Hij legt uit dat zijn vrouw als landschapsarchitecte nauw betrokken is bij het nieuwe nationaal park van de Semoisvallei. “Toeristisch wordt dat een mooie troef. Onze burgemeester levert op dat vlak ook goed werk, zonder in de val van massatoerisme te trappen, zoals in Durbuy.”
Toch is het merendeel van de woningen in Orchimont een tweede verblijf of een gîte. In de andere deelgemeenten is het niet anders. Nog een tachtigtal inwoners zijn er hier, zegt Blampain, tegenover 180 woningen die een tweede verblijf zijn. Na covid zijn de woningprijzen met 20 procent gestegen, zegt hij. Hoe hij die periode beleefd heeft? De onzekerheid over het virus, de lockdowns, … “Covid? Daar hebben we hier niet echt van afgezien, neen.” Toeristisch viel alles stil. Maar er zijn slechtere plekken om op zo’n moment te zijn dan in deze uithoek van het land. “Kijk eens om je heen! Elke dag gingen we de natuur in.” Ook de energiecrisis kwam hij zonder veel kleerscheuren door. “Alles verwarmd met hout, geen probleem. Alle inwoners van de gemeente krijgen hier een stuk grond toegewezen waar ze hout mogen kappen, dat is een oud feodaal recht. Dat gaat elk jaar gepaard met een ceremonie in de feestzaal van het dorp. De burgemeester is daar, de mensen van DNF (Département de la Nature et des Fôrets, red.). Iedereen trekt een nummertje en nadien wordt de kaart onthuld waarop de stukken bos staan die bij dat nummer horen.”
Na wat rommelen in een kast, haalt hij een kaart tevoorschijn waar de verdeling van enkele jaren geleden op staat. “Soms heb je een goed stuk bos, en soms heb je een stuk dat op een helling ligt. Maar daarmee moet je het doen.”
“Ik ben bang voor Vlaams Belang”, zegt hij plots. “In Sugny is een asielcentrum, maar met die mensen heeft niemand problemen. Migratie speelt hier totaal niet.” Waarop hij zelf zal stemmen, weet hij nog niet. “Ik heb heel lang MR gestemd, mijn vader was lid, en ik ook. Maar door Georges-Louis Bouchez heb ik mijn lidmaatschap opgezegd. Il m’énerve. De partij is veranderd. We stevenen met het klimaat op de afgrond af en bij de MR spreekt niemand daar nog over. Ik neig nu meer naar Ecolo, maar ik wil ook niet in extremen terechtkomen en elke dag verplicht bio eten. Ik zit dus even zonder partij.”
Complex land
Het weer slaat weer om en de straten zijn leeg. Via een omweg langs Nafraiture en dikke, volle bossen, dalen we af naar Membre. Onderweg houden we halt aan uitzichtpunt ‘Le jambon de la Semois’. Het is een adembenemende plek. In eindeloos veel tinten groen rollen de heuvels het landschap in. Tientallen meters lager gooit de Semois zich als een lasso rond een stuk land. Een plotse hoosbui legt een grijze sluier over het geheel. Mocht de Duitse schilder Caspar David Friedrich niet al bijna 200 jaar dood zijn, hij had er wel raad mee geweten, als een Belgische opvolger voor zijn Wanderer über dem Nebelmeer.
Vresse zit vaak op het uiterste van allerhande grafieken. Het is niet alleen de meest bosrijke gemeente, het is ook de dunst bevolkte, bovendien met de oudste bevolking én de jongste burgemeester. Tig interviews heeft hij er al over gegeven, Arnaud Allard. Over hoe hij in 2019 op zijn 27ste burgemeester werd omdat hij meer stemmen haalde dan de lijsttrekker. De regel is dat de populairste kandidaat van de grootste coalitiepartij dan burgemeester wordt. Of die dat nu zo gepland had of niet.
De jonge campinguitbater staat erg onthecht in het hele verhaal, hij hoeft geen burgemeester te zijn om rond te komen. “Soms vraag ik me ’s morgens weleens af waarom ik dit doe. Maar een uurtje later vind ik het alweer geweldig. In zo’n kleine gemeente komt echt alles op je bord”, zegt hij, terwijl hij een hoge stapel papierwerk op zijn bureau neerkwakt. “Kijk, dit zijn politieverordeningen die ik moet tekenen. Dit gaat dan weer over de bouw van een nieuwe gevangenis op een oud Navo-terrein, dit gaat over een beverdam die verwijderd moet worden, de beslissingen over de houtverkoop, een overleg met Proximus over de dekking, …”
Als hij in juni verkozen raakt, zal dat niet meer per toeval zijn. Allard maakte enkele maanden geleden bekend dat hij bij Les Engagés gaat. Hij staat op de regionale lijst, voor het Waals Parlement. “Veel mensen vragen zich hier af waarom ze nog zouden stemmen. Hun lokale politici kennen ze, maar al de rest, dat bestaat voor hen niet meer. Dat je bijna advocaat moet zijn om België te begrijpen, helpt niet. Eigenlijk is dat niet normaal, zo’n complex land.”
Allard heeft een week met vergaderingen in Namen en Aarlen achter de rug en is telkens opgelucht terug thuis te zijn. “De levenskwaliteit hier of in de stad, dat is niet te vergelijken.” Maar het moet wel een bewuste keuze zijn om hier te komen wonen, zegt hij. “Ik ben voor een ruralité die je kiest. Niet één die je moet ondergaan. Begrijp je? Hier wonen mag niet een allerlaatste mogelijkheid zijn omdat je het elders niet kunt betalen.” Met zijn lokale kijk hoopt hij ook in Namen te kunnen bijdragen. “Het is niet dat ik me vergeten voel, maar ik voel me niet vertegenwoordigd. Als burgemeester bots je vaak op systemen die nergens op slaan.”
De grootste plaatselijke uitdaging is de demografie. Vresse verliest jaar na jaar inwoners. Allard zet dan wel een rem op hoeveel huizen er omgevormd mogen worden tot gîtes, maar een deel van zijn oude bevolking legt gewoon op natuurlijke wijze het loodje. Als gevolg daarvan dalen ook de belastinginkomsten traag maar gestaag. Jongeren aantrekken is dan weer moeilijk, legt hij uit. Het gaat niet alleen om betaalbare gronden, maar ook om voorzieningen. In Vresse-sur-Semois is er bijvoorbeeld geen middelbare school. Ook in de buurgemeenten Bièvre en Gedinne is er geen secundair onderwijs. Scholieren die hier wonen moeten zich dus al verplaatsen naar Bouillon of naar het dichtstbijzijnde rode licht in Beauraing. Niet vanzelfsprekend in gemeentes waar ’s morgens vroeg en ’s avonds laat één bus langsrijdt. “Kleuterscholen en lager onderwijs hebben we wel. Dat is echt enorm belangrijk. Maar het is knokken om er in elke deelgemeente eentje te kunnen openhouden.”
Dat Chinees verhaal
Wegrijden vanuit Vresse betekent klimmen, om het even eender welke weg je neemt. Via de steile, slingerende Côte de la Haizette rijden we naar het piepkleine Chairière en het nog kleinere Mouzaive naar Alle, met voorsprong de grootste deelgemeente. We hebben een afspraak bij houtzagerij Leplang Bois, om eens te horen wat ondernemers hier verwachten van politici in Namen en Brussel. De scierie ligt aan weerskanten van de Rue de Sedan. Volg die vijf 5 kilometer en je staat in Frankrijk.
Eric Crul werkt al 33 jaar voor het familiebedrijf. Hij is verantwoordelijk voor de aankoop van het hout en heeft handen waarmee hij desnoods zonder materiaal een boom zou kunnen vellen. Hij is blij om een journalist te zien aan wie hij de surrealistische situatie kan uitleggen waarin de zagerij zich een paar jaar geleden plots bevond. “Simpel gezegd: we hadden geen hout meer.” De houtzagerij is aan alle kanten omgeven door bos. Overal waar je kijkt, staan bomen. Wat nou, geen hout meer? “Kijk, wij doen in eik. Maar een paar jaar geleden was het gewoon onmogelijk om nog eik te kopen. Alles wat gekapt werd, ging direct op grote vrachtwagens en werd geëxporteerd naar China. De prijzen die zij betaalden, waren schandalig, daar konden wij onmogelijk aan tippen. Da’s toch niet normaal? Midden in de bossen zitten en geen eik hebben?”
Bij Leplang werken dertien mensen en elk jaar verwerken ze hier zo’n 4.500 à 5.000 kubieke meter eik. Ga in de wijde omtrek aan een cafétafel zitten en de kans is groot dat ze hier gemaakt is. Toen Crul zich bewust werd van de Chinese kapers, alarmeerde hij direct het gemeentebestuur en de Waalse overheid. “We hebben iedereen toen meteen rond de tafel gebracht om geen tijd te verspillen. Uit dat overleg is een regeling gekomen waarbij 30 procent wordt voorbehouden voor lokale houtzagerijen. Ideaal is dat nog niet, maar het geeft ons toch opnieuw wat zuurstof.”
Bruno Leplang leidt het bedrijf, in navolging van zijn vader en zijn grootvader en -oom. Tot voor een paar jaar deed hij dat samen met zijn broer, maar die is bij een ongeluk in de zagerij om het leven gekomen. Leplang verwacht meer van de politiek. “We stellen onze hoop in strengere Europese regels, waarvan ik hoor dat ze in de maak zijn. Maar in de tussentijd zouden ze meer moeten doen voor de bedrijven.” Hij vindt dat wat de streek in de bossen investeert mee in rekening gebracht moet worden. “Zo’n boom, die heeft 150 jaar nodig om tot wasdom te komen. Dat betekent dus ook 150 jaar bosbeheer. Als je export toelaat, doe het dan op zijn minst pas nadat de bomen hier verwerkt zijn, dan kunnen wij opnieuw mensen aanwerven. Vijftien jaar geleden werkten hier nog 27 mensen. Maar mede door dat Chinese verhaal hebben we eerst volk op tijdelijke werkloosheid moeten zetten en uiteindelijk zelfs moeten ontslaan.”
Leplang leidt ons rond langs de drogerij – “Om het hout te kunnen bewerken moet er eerst 8 à 10 procent vocht uit. Wij hebben de energiecrisis wél gevoeld” – en de zware machines die de schors als het ware van de stronken scheren. In een van de grote hangars wordt druk geschuurd aan tafels en kasten, alles op maat. Het stof schiet alle kanten op. Aan de muren hangen kalenders van waarop meisjes met gulle boezems onbewogen toekijken. Leplang betwist niet dat de Waalse regering haar best doet om de sector te ondersteunen. Maar soms staan de maatregelen die ze voorstellen te ver van de realiteit, vindt hij. “Sommige subsidies zijn gekoppeld aan innovatie, aan nieuwe en duurzamere manieren om te werken. Ik wil daar allemaal wel aan meewerken, maar dat zijn investeringen die ik niet kan doen als ik niet eerst zekerheid heb over mijn primaire grondstof.” Eik? “Exact.”
Dans la merde
In café Aux Oies Sauvages hangt op een van de glazen koelkastdeuren een bordje met daarop ‘Vieux’ en ‘Jeune’. Dat slaat op de Orvals die achter het glas wachten op een klant. Of ze het verschil proeft, vraag ik aan de kokette zestiger die net van de hare heeft genipt. “Mmmh ja, echt wel. Ik hou wel van iets jonger”, zegt ze, met een knipoog. Maar wanneer ik haar een vraag over politiek stel, klapt ze dicht. “Als ik zie wat een bordel ze er soms van maken … Ik ga stemmen, hé, maar heeft het dan wel zin?” Ze roept haar man erbij. “Filou, kom eens, het gaat over politiek, da’s meer jouw ding.” De man ziet eruit als een bassist van een rockband uit de jaren 70, met een sprekende kop en een brede, grijnzende mond. Dat ze Carolo’s zijn, zegt hij, de schoonfamilie van oud-MR-voorzitter Olivier Chastel zelfs. Sinds hun pensioen – ze waren hoofdverdeler van Orval in Wallonië – wonen ze in Alle. Zij glimlacht weer, houdt haar glas Orval op en knikt.
“Ik heb m’n kinderen altijd meegegeven dat ze niet op de extremen mogen stemmen. Verder is het aan hen”, zegt de man, Philippe Jordan. “Zelf ben ik liberaal. Niet alleen vanwege mijn schoonbroer, maar uit overtuiging. Altijd hard gewerkt. Onze kinderen zetten de zaak voort. Nu pas merken zij hoe hard wij al die jaren voor hen gewerkt hebben, maar toch doen zij het op hun manier. Zij houden meer rekening met hun privé. Mijn dochter werkte er nog maar net toen ze een afspraak afzegde omdat ze naar de kapper moest. Ik geloofde mijn oren niet. Dat doe je toch voor of na je uren, niet midden op de dag? Ik snapte er niks van.” Zij: “Mama heeft toen gezegd: ‘Ga maar, kind’. En Philippe is intussen bijgedraaid.”
Het paar kijkt met een bezorgde blik naar Vlaanderen. “Als extreemrechts aan de macht komt, gaan ze die nooit meer lossen.” Dat de N-VA met lijsten naar Wallonië komt, vindt Jordan “compleet ongeloofwaardig”. Toch sluit zijn kijk op de PS erg aan bij die van Bart De Wever (N-VA) en zijn partij. “Ils nous ont foutu dans la merde. De Van Cauwenberghes en de Van Gompels. (PS’ers uit Charleroi die midden jaren 2000 ontslag moesten nemen, respectievelijk als Waals minister-president en als burgemeester, na beschuldigingen van fraude. red.) En bij de PS van Luik is het nóg erger. Pas op, ik vind Paul Magnette (PS-voorzitter en burgemeester van Charleroi, red.) briljant. Maar wat heeft hij nu al verwezenlijkt? In Charleroi vind je gezinnen waar al drie generaties lang niemand ’s morgens opstaat om te gaan werken! On-be-grijpelijk.”
Om van Alle naar Sugny te rijden, moet je een stukje door Frankrijk. In die grensstreek, en bij uitbreiding bijna de hele Franse Ardennen, haalde Marine Le Pen het in de presidentsverkiezingen van 2022 van Emmanuel Macron. Vaak met scores van 60 tot 70 procent. Verkiezingen in verschillende landen en voor verschillende niveaus vergelijken gaat uiteraard niet op, maar toch is het interessant om te zien dat in Vresse-sur-Semois bij de federale verkiezingen van 2019 ruim 40 procent op de MR van vicepremier David Clarinval stemde. Hij behaalde hier twee keer zoveel stemmen als de PS en vier keer zoveel als het vroegere CDH. Als titelvoerend burgemeester van buurgemeente Bièvre is hij natuurlijk een lokale vedette. Maar valt er verder nog iets te leren uit die uitslagen? Burgemeester Allard ziet vooral grote verschillen aan weerskanten van de grens.
“In het noorden van Frankrijk hebben ze eigenlijk helemaal geen problemen met migratie. Dat zijn gewoon plekken waar de mensen zich totaal in de steek gelaten voelen. Zij zijn zeer ontevreden en kiezen daardoor voor extremen. Als je de grens oversteekt, merk je onmiddellijk dat alles daar anders is. Er zijn geen winkels, geen scholen, er is geen werk en de werkloosheidscijfers zijn waanzinnig hoog. Dat zijn allemaal dingen waar wij hier tegen ingaan. Ik probeer als burgemeester pragmatisme en dynamiek uit te stralen. Om te tonen dat wij bestaan en dat we hier echt wel een plekje hebben om fier op te zijn.”
“Jammer van die Vlamingen”
Loic Mercier is 27 en landbouwer. Hij heeft een zeldzame vrije dag. Hij staat aan zijn kleine woning in Sugny. “We hebben 540 runderen, Blanc Bleu, dan heb je niet veel rust.” Voor Benoît Lutgen van CDH heeft hij altijd veel respect gehad, zegt hij. Maar Clarinval kent hij ook goed. “Ik heb aan de boerenprotesten meegedaan, en hij was de enige die de moed had om met ons te komen spreken. Ik ben niet tegen import, maar het moet beter geregeld worden. We verbouwen in België genoeg om iedereen te kunnen voeden. Boeren is mijn passie, ik heb het bedrijf van mijn ouders overgenomen. Maar we moeten het wel redden met 1.200 à 1.500 euro per maand. Als al mijn rekeningen voor het huis betaald zijn, hou ik nog 400 à 500 euro over. Mais c’est ma vie.”
Aan een speelpleintje wat verderop raak ik aan de praat met Georges (63). Hij wil zijn achternaam liever niet in de krant. Zijn kleindochter Nina, een duim hoog, met een roze step en een roze helm op, draait vrolijk snaterend rondjes om haar grootvader. “Ik ben eerder rechts”, zegt Georges. “Et moi, je suis plutôt de gauche”, piept het roze geval, terwijl ze in tegenwijzerzin cirkels maakt. “Regarde, je vais toujours à gauche!” Georges lacht, maar zodra het weer over politiek gaat, wordt zijn blik ernstig. “Ik schaam me voor de Belgische politiek. Voor de PS, voor de vakbonden, voor dat voortdurende staken. Voor al die mensen die niet gaan werken en toch geld krijgen. En dan die schandalen, zoals in Luik met Publifin. Bah! En intussen stijgt de schuld explosief. Ik zou op den duur nog gaan begrijpen dat sommige mensen in Vlaanderen voor separatisme zijn. Hier zullen nog wel wat mensen voor Les Engagés stemmen, omdat ze vroeger voor CDH of PSC stemden. Maar het is voor mij de MR die als enige partij gezond verstand heeft. Werken en respect tonen voor de wetten, daar zit de fierheid van een bevolking.”
Sugny is volgens Thea Sillen (76) het armste deel van Vresse-sur-Semois. “Daarom ben ik hier ook komen wonen, hier was het betaalbaar. Kom mee, dan toon ik jullie mijn tuin.” Sillen is trots op hoe ze over een periode van twintig jaar haar woning in de oorspronkelijke, lokale stijl heeft kunnen verbouwen en hoe ze haar tuin tot een explosie van groen en bloemen heeft gemaakt. Ze is Vlaamse, uit Sint-Niklaas, maar heeft hier, samen met haar hond en een ezel, haar “kleine paradijs” gevonden. “Alleen jammer van al die Vlamingen in de streek, met hun slechte smaak qua bouwstijlen.”
Ze weet nog niet op wie ze gaat stemmen. “Ik ben een mei 68’er, links en half communistisch zelfs, maar als ik een stemtest doe, zal ik wel uitkomen bij iets ecologisch, denk ik. Want die van de PTB, hoe heet hij ook alweer, die met zijn grote tetter? Hedebouw, ja, die zegt soms wel zinnige dingen, maar in de praktijk komt daar niet veel van terecht, hé.”
In andere straatgesprekken hoorden we veel mensen naar de MR of Les Engagés neigen, dat laatste wordt hier door velen gezien als een logische opvolging voor hun vroegere CDH-stem. Maar volgens Sillen wordt er net in Sugny veel op de PS gestemd. “Omdat het zo’n vreselijk achtergestelde socialistische plek is. De oude generatie zal wel katholiek stemmen, maar veel mensen hier zijn volledig afhankelijk van wat het socialisme hun biedt. Dat is de reden waarom ik zo kwaad ben op Paul Magnette. Ik heb veertig jaar moeten werken om een pensioen te hebben dat even hoog is als dat van al degenen hier die nooit gewerkt hebben. Wat bomen kappen in het zwart, ja, maar verder niks. Dat gaat toch niet?” ■